Ik ben met Geertje naar Dakar geweest

12-11-2024

ā€œEindhoven Dakar art and design rallyā€

Alle drie mijn dochters hebben, als beloning voor iets dat ze in hun leven bereikt hebben en waar ze hun best voor hebben gedaan (het mag niet te makkelijk zijn), een reis met mij uit mogen kiezen. Lieve en Roos besloten na het behalen van hun examens naar Japan te gaan. Best slim, want ze weten dat dat mijn lievelingsbestemming is. Net als met het kiezen van een verhaaltje vroeger, toen ze ook al snel in gaten hadden dat ze veel langer voorgelezen werden als ik het ook leuk vond, wisten ze nu dat ze meer ā€œvalue for moneyā€ kregen als ze naar Japan gingen. Het is alweer jaren geleden, maar het waren hele bijzondere reizen waar ik me nog van alles van kan herinneren. Maar Geertje dacht, toen ze klaar was met haar studie, ik wil iets heel bijzonders en anders. Een paar jaar geleden bedachten we naar de kunstbiĆ«nnale in Dakar te gaan. De stad van de Baobabs waar Orchestra Baobab meer dan 50 jaar geleden als huisband in de gelijknamige club speelde en daar furore maakte.Ā 

Afrika fascineert me mateloos en kunst is als een spiegel voor de maatschappij, het is als een thermometer in de samenleving. Omdat het een avontuur betreft, hebben we op tijd tickets geboekt. Een maand geleden werd opeens bekend-gemaakt dat de biĆ«nnale een paar maanden is verschoven. We twijfelen of we zullen gaan. Dan maar geen festival en er zal heus wel genoeg kunst te zien zijn en dan ervaren we de stad gewoon zoals die is. Geertje denkt dat ze het in november ook veel te druk heeft, dus we gaan op de geplande datum. Ik heb hotel Lagon 2 geboekt, een hotel uit de jaren ā€˜70 dat aan de kust half in zee is gebouwd. Het gelijknamige restaurant (Lagon 1) is een paar honderd meter verder op een pier gebouwd.Ā 

We rijden ā€˜s morgens heel vroeg naar Brussel, want van daaruit zijn er directe en betaalbare vluchten. Logisch, want BelgiĆ« heeft een veel recentere levendige geschiedenis met Afrika. Maar of dat nu zo positief is, kan je je afvragen. We hebben nog niet bedacht hoe we van de luchthaven naar het hotel komen. Het spiksplinternieuwe vliegveld, door Chinezen gebouwd, ligt buiten de stad en het spoor ten behoeve van de treinverbinding die voor een deel door de Fransen is gebouwd, maar inmiddels door Chinezen wordt afgemaakt, is nog niet gearriveerd. We moeten dus een taxi nemen. Zodra we richting de uitgang lopen, worden we door een groot aantal chauffeurs aangesproken.Ā 

We weten dan nog niet dat we heel snel moeten leren mensen die iets (geld) van ons willen op vriendelijke manier af te schudden. Nu heeft de eerste chauffeur gelijk succes, we lopen met hem mee en stappen in. Het is onze eerste taxi. Een oud ding, sleetse bekleding, van alles werkt niet, maar de airco wel, we weten dan nog niet hoe bijzonder dat is. Ik denk dat mensen die het wel voor elkaar hebben, wel weten hoe je een fatsoenlijke taxi bemachtigt, maar kom later tot de conclusie dat die waarschijnlijk eigen vervoer met chauffeurs hebben. De enige herkenbare taxi’s die er zijn en overal rondrijden, zijn geel-zwart en gemiddeld vrijwel allemaal in erbarmelijke staat! We rijden meer dan een uur eerst door een dor landschap, maar al snel beginnen de buitenwijken. Het is een eindeloze weg door een stedelijke woestenij van onaffe gebouwen gemaakt van grijze betonstenen. Hier en daar hangt de was buiten, soms is er een huis gestuukt, de moskeeĆ«n zijn wel af, of er wordt aan gebouwd.Ā 

De weg is ongelooflijk druk en stoffig, het overgrote deel van de auto’s zou bij ons niet door de keuring komen. In lange willekeurige rijen rijden we naar het centrum. Als er vier auto’s naast elkaar passen, rijden we met vier naast elkaar en als het smaller wordt of een auto geparkeerd is of er gewoon een object op de weg staat, (ogenschijnlijk zonder reden) voegt de chauffeur gedurfd en geroutineerd in. Het aantal banen lijkt dus bepaald te worden door hoeveel auto’s er volgens de weggebruiker naast elkaar passen, als het langzaam gaat, passen er meer! Geertje vindt het spannend, ik geniet met volle teugen van de anarchie en chaos.Ā 

Een groot deel van de voertuigen zijn stokoude Mercedesbussen omgebouwd voor personenvervoer. De bussen zijn allemaal rondom gedeukt, provisorisch uitgedeukt en prachtig beschilderd. Ze zitten overvol, achter op de treeplank staan de sjouwers hangend aan de trappen waarmee ze het imperiaal met enorme bergen bagage op kunnen. We zien auto’s met op het dak een paar geiten. We weten dan nog niet dat volgende week, net nadat we zullen vertrekken, een feest is waar ongeveer iedereen geit eet. De stad is vergeven van de geiten. Als we aankomen in het hotel blijkt het in een vervallen staat. Echt iets voor mij, maar Geertje heeft op een luxe hotel gerekend en is wat teleurgesteld. Maanden geleden heb ik bij het reserveren om twee losse bedden gevraagd. Als ik er naar vraag, leest de dame achter de receptie dat dat inderdaad het geval is. Er wordt even wat gecommuniceerd, er wordt een matras tevoor-schijn getoverd en de portier en een hotelbediende lopen met het matras onder hun arm met ons mee.Ā 

Als we de kamer ingaan, schieten ze naar binnen, trekken de slaapbank open, gooien het matras erop en maken het bed op. Nu hebben we de twee losse bedden waar we om gevraagd hebben. Ik was vrij zeker dat het hotel goed zou zijn, omdat hele goede vrienden van ons die best op luxe zijn gesteld het hebben aanbevolen, maar twijfel nu toch wel een beetje. Later bedenk ik dat ze waarschijnlijk in een van de suites op de bovenverdieping hebben geslapen. Ik vind het eigenlijk prachtig, het hotel is oud en versleten, lang geleden met veel gevoel en aandacht gebouwd, daarna niet opgeknapt en dus verpest, waardoor het nog steeds een ervaring is. Het is half in zee gebouwd.Ā 

We lopen naar de kamers met rechts van ons tegen de oude kustrotsen een soort jungle en links het gebouw met deuren naar de kamers. Vrij grote vlakken met zwartgelakte luiken en panelen met daar tussen een raampje en de toegang naar de kamers. Het zijn ronde ramen en deuren. De reling naar de jungle loopt schuin weg, het is alsof je op het dek van een schip naar je hut loopt. Later zie ik dat de gang onder ons en eigenlijk de hele benedenverdieping helemaal niet wordt onderhouden, ik denk dat een deel van het personeel er slaapt.Ā 

Dezelfde avond gaan we in het restaurant op de pier eten. Het is prachtig onderhouden, alweer met een maritiem thema, maar in plaats van moderne architectuur is het veel klassieker gebouwd van scheepsonderdelen; gelakt hout, messing en koperen ramen, vissen aan het plafond en foto’s van watersporters uit lang vervlogen tijden aan de muren. Later horen we dat het meer dan 50 jaar oude foto’s van de eigenaren van het restaurant en hun gasten en vrienden zijn. Nu runt het jongetje op de foto’s, de zoon en inmiddels een man, de business. We hebben het heerlijk en eten redelijk en drinken onze eerste fles rosĆ©. In Dakar is er keuze uit drie soorten rosĆ©. Tijdens de rest van ons verblijf blijkt dat alle restaurants hetzelfde aanbod hebben. Als je duur gaat eten, is dezelfde fles gewoon wat duurder.Ā 

Eigenlijk gebeurt dat in Nederland ook zo, maar bij ons valt het door de ruime keuze minder op. In Senegal wordt ondanks grote minerale en fossiele rijkdom en ook voldoende mogelijkheden vrijwel alles geĆÆmporteerd. Beton maken ze wel zelf en dat is overal te zien! We gaan na onze eerste dag moe maar tevreden naar bed. De volgende dag gaan we bedenken wat we gaan doen. In elk geval veel kunst kijken en proberen muziek te vinden en door de stad wandelen!Ā 

Dakar

Er is maar twee uur tijdsverschil, dus opstaan gaat vrijwel zonder moeite. Geertje is vroeger wakker dan ik en is al druk op haar laptop aan het werk. De rest van de reis zit ze ā€˜s morgens en verder als er even tijd is te werken. Ze is net zo gedreven als ik vroeger was. Ik ben meer een beetje sloom de ervaringen aan het verwerken en aan het nadenken over wat we kunnen gaan doen. Ik zoek de eerste galeries op die we gaan bezoeken en denk dat we het eerste stuk wel kunnen wandelen. Geertje is een beetje huiverig om te wandelen omdat het warm is en het ver lijkt. Natuurlijk gaan we toch lopen, want dat is de beste manier om een stad te verkennen. 

We lopen langs de kustweg La Corniche eerst langs het restaurant Lagon 1 (het hotel is Lagon 2) met het privĆ©strand. Ze hebben een soort pier gemaakt om de betalende gasten te scheiden van de lokale bevolking. Het ā€œvrije strandā€ is een voetbalstrand met tegen de helling een ongelooflijke hoeveelheid rotzooi en aan het eind van het strand een sloppen-gehucht met enkele hutten gemaakt van restmateriaal. De goals zijn gemaakt van twee banden die half ingegraven zijn. 

Iets verderop aan de andere kant van de weg staat het Pullman hotel, een saai groot roodbruin gebouw boven op de helling met muren en bebouwing tot aan de weg en aan de andere kant aan het water een eigen zwembad. Rechts langs de hoge muren gaat een oude slecht onderhouden stenen kleurrijk versierde trap omhoog. 

Bij de service in- en uitgang van het Pullman ligt de enige haveloze clochard die we de komende weken zullen zien. 93% van de bevolking is islamitisch, ik begreep in 3 stromingen verdeeld en zeer tolerant naar elkaar en anderen. Er wordt dus vrijwel niet gedronken en dus heb je ook minder last van zwervers die zich de hele dag onder zeil houden en steeds verder afglijden. Bij de dienst-ingang van het Pullman stinkt het door die ene clochard zoals het in Parijs op zoveel plekken stinkt. 

Aan de andere kant van de trap is er boven en achter een strakke muur met een houten deur weelderige begroeiing te zien. De houten deur is de ingang naar een van de weinige in ere herstelde oude koloniale gebouwen waar een klein hotel-restaurant is gevestigd Het blijkt de plek te zijn die me werd aangeraden nadat ik Le Lagon al had geboekt. Het is een heerlijke plek, de keuken is Italiaans en de mensen die er werken, zijn zoals bijna overal heel erg aardig en vakbekwaam. 

Op de trap komen we een jonge Fransman tegen. Senegal is een voormalige Franse kolonie en er zitten dus nog steeds veel Fransen. Het is een superleuke man. Hij is een paar weken voor het IMF (Internationaal Monetair Fonds) in Dakar. Eerder heeft hij hier jaren gewoond. We wisselen uit wat er leuk is om te doen, of liever gezegd, we zeggen wat we van plan zijn en hij geeft wat tips. We hebben het nog even over de politiek en de net gekozen minister-president waar vrijwel iedereen die ik er tot op heden over heb gesproken heel positief over is. Het is nogal een gecompliceerd verhaal, want de president is eigenlijk vooruitgeschoven door een erg geliefde politicus die beschuldigd en ver-oordeeld is vanwege onheus gedrag t.o.v. zijn secretaresse. 

Niemand weet eigenlijk of het wel of niet waar is, maar hij kan dus geen president worden. De man die hij naar voren heeft geschoven is van onberispelijk gedrag en heeft na zijn aantreden aangekondigd de contracten met multi-nationals en landen open te gaan breken om opnieuw te onderhandelen om afspraken te maken waar het land beter van wordt. Nadat er nogal wat tumult uitbrak, heeft hij nog toegevoegd dat hij dat met respect voor alle betrokkenen zal doen. 

De jonge Franse bankier zegt dat hij heel benieuwd is naar hoe het zal gaan met de nieuwe president. Hij noemt hem een racist. Ik vraag wat hij bedoelt en hij legt uit dat hij de blanken (Fransen) het land uit wil hebben. Ik ben wel geamuseerd en zeg hem dat hij dus antikolonialist is en gewoon zelfstandig wil zijn? En dat als hij echt doet wat hij zegt, namelijk zorgen dat de bevolking er beter van wordt, dat het beste is wat het land en eigenlijk ook alle betrokkenen kan overkomen. Ik geloof dat hij het met me eens is. Het is dus spannend of de president gaat doen wat hij belooft, wat in Afrika best bijzonder zou zijn. Het meest aansprekende verhaal dat ik steeds terug hoor, is dat de president toen hij gekozen werd, als een van de eerste daden heeft bepaald dat, omdat het land een rotzooitje is, er opgeruimd moet worden. 

Twee zondagen in de maand moet iedereen opruimen. Ik vraag hoe dat dan betaald wordt en kreeg als antwoord dat men respect heeft voor de ouderen (mensen aan de macht) en dat als er iets gevraagd wordt, je dat ook doet. Bovendien lijkt iedereen enthousiast over de maatregel. Ze vertellen dat de stad in twee maanden al een stuk opgeruimder is. 

Later hoor ik dat Dakar in de tijd van de Fransen een hele groene stad was. Nu is het een soort zand en steen stad met een enorme hoeveelheid slecht of niet onderhouden gebouwen uit de koloniale tijd, onverharde wegen of wegen waar de verharding verdwenen lijkt te zijn, veel onvoltooide modernere gebouwen en wat er wel is afgebouwd, is gewoon lelijk. De mooiste gebouwen zijn misschien nog wel de enorme woonblokken die door de Fransen langs het centrale plein (Place de l’Independance) zijn gebouwd. Je ziet dat er ooit weelderige en luxe appartementen hebben gezeten en dat het echt een luxe centrum van de stad is geweest. 

We lopen door en na het Pullman staan rechts een aantal moderne en dus lelijke flats. Kort daarna passeren we tussen de weg en de zee gebouwd een mooie gekke oude villa die ogenschijnlijk als laatst dienst heeft gedaan als strandtent, maar nu is gesloten om gesloopt te gaan worden. Het gebouw is zwart-wit geschilderd en in een soort nis staat een half verzakt bord met ā€œchantier interdit au publicā€ (verboden in het openbaar te zingen). Door mijn allesbehalve perfecte Frans heb ik “chanter interdit au public” gelezen, wat “verboden in het openbaar te zingen” betekent. Er staat echter “chantier” en dat betekent bouwplaats! Er staat dus “bouwplaats verboden voor het publiek”. Misschien heb ik dus wel meer niet goed begrepen! Ik denk dat het gesloopt wordt omdat het vermoedelijk te dicht bij het presidentiĆ«le paleis staat. Vrijwel direct na de zwart-wit villa staat er aan de rechterkant van de weg een lange betonnen muur die om de presidentiĆ«le tuinen is gebouwd.Ā 

Tussen de zee en de tuin van het paleis loopt La Corniche, de lange stadskustweg. De president kan dus niet vanuit zijn tuin naar de zee lopen. Sterker nog, er staat een hoge betonnen muur om hem te beschermen. Na het paleis loopt de weg langs de grillige kust door. Beneden aan het water staan prachtige oude gebouwen. Ze staan leeg of zijn in gebruik genomen door de lokale bevolking. Een oud hotel met bijgebouwen is nu een plek voor vissers. De kust is op dit moment niet meer van de rijken? Ze wonen in de grote beschermende flatgebouwen met uitzicht op de zee. En hebben hun eigen privĆ©stranden. 

We passeren een soort park tussen de weg en de zee. De trappen en paden naar beneden zijn van met beton vol gegoten rubberbanden gemaakt. Het is prachtig en doeltreffend. Geertje staat op de weg boven aan het pad druk te bellen om wat productieproblemen thuis op te lossen terwijl ik het rubberbanden-park verken. Geertje wil graag langs een apotheek omdat we in Nederland ƩƩn recept kwijt zijn geraakt en dus maar de helft van de malariapillen hebben. Ik vind het eigenlijk wel prima, maar Geertje wil geen risico’s nemen. Als we een apotheek zien, gaan we naar binnen. Het is best een moderne en verzorgde winkel. We vragen om de pillen en ze blijken exact dezelfde te hebben. We willen ook iets van zonnebrandolie en al snel krijgen we allerlei andere producten aangeboden. Geertje heeft maar een hele blanke en kwetsbare huid vinden ze en daar moet van alles op. 

Uiteindelijk denk ik dat het inderdaad een goed idee is om ook iets voor na de zon voor Geertje te kopen. We gaan naar de kassa waar de pin niet van blijkt te werken, dus betalen we contant. Een euro is ongeveer 650 Senegalese franc, we moeten nog wennen aan de koers. Als we buiten zijn, blijkt dat we behoorlijk wat hebben uitgegeven. De malaria-kuur valt wel mee, (net zo duur als in Nederland) maar de rest niet en de tube met aftersun zit helemaal niet in de tas. Ik denk, als ze al de mensen die in de winkel werken moeten betalen die anders vermoedelijk niets verdienen, is het prima om te veel te betalen. 

We lopen door, er is van alles te zien en ik ben niet zo bezig met de weg. Na verloop van tijd vind ik het toch wel lang duren omdat we al lang in de wijk met de galeries zouden moeten zijn. Ik kijk op mijn telefoon en zie dat we vrijwel in het begin de afslag hebben gemist. De routeplanner op mijn telefoon meldt dat de route niet bekend is. De kaart met mijn positie is er wel, dus moet ik gewoon kijken waar ik ben en weten waar de bestemming is, daarna gaat het beter. We moeten nu dus een eind lopen en in plaats van terug over La Corniche, gaan we recht omhoog op ons doel af. Eigenlijk weet ik nog niet goed waar we naartoe willen, omdat ik het niet duidelijk heb kunnen vinden, laat staan op de kaart zetten. Zover ik weet, is het een stadsdeel. Als we al een stuk naar mijn idee in de goede richting hebben gelopen, krijgen we er genoeg van. We passeren het busstation met daarachter de remise, het is een zandvlakte op een helling. Boven aan de helling is een soort taxistandplaats. Er staan tientallen geel-zwarte taxi’s waarvan er zoveel in de stad rondrijden. Het is een bonte verzameling voertuigen waarvan er geen een zonder deuk is en vrijwel allemaal aan de omschrijving wrak voldoen. Tot nu toe hebben we nog geen een normale taxi zien rijden, dus we zijn tot de conclusie gekomen dat ze er niet zijn. De taximannen rijden iedereen rond en leveren voor toeristen dezelfde dienst met een andere prijs. Vermoedelijk hebben ze helemaal niet in de gaten dat het voertuig waar ze in rijden in het westen de weg niet eens op mag en dat hun passagiers wat onwennig zijn. Overigens valt er best te onderhandelen over de prijs, maar dan moet je dat dus beter kunnen dan zij en voor hen is het hun inkomen, dus ik verlies het onderhandelspel structureel, zonder het heel erg te vinden. 

De taximannen hebben in de gaten dat we een taxi willen en proberen ons allemaal een rit aan te bieden. We lopen met de meest gehaaide mee en ontdekken dat hij de trotse bezitter van het grootste wrak van allemaal is. 

We stappen in, ik rechts achterin en zie in de buitenspiegel, die met tape nog net op half elf zonder dat de chauffeur er iets in kan zien tegen het portier hangt, het op het portier geschilderde taxinummer. Ik vind het prachtig en wil eigenlijk foto’s maken, maar durf het toch niet omdat ik denk dat hij het niet leuk zal vinden als ik foto’s maak omdat het kapot is terwijl het voor hem waardevol is. Het is een wonder dat de auto rijdt. In het dashboard zitten geen knoppen, radio, asbak of schuiven, het is een stoffige grijszwarte gatenkaas met erachter de ingewanden van de auto. De hemel hangt minstens 5 centimeter los van het dak en aan de zijkanten is de originele bruine geluiddempende vulling zichtbaar. Ik vraag me af hoe de hemel blijft hangen. 

De foto’s waren handig geweest om nu een volledige omschrijving te kunnen geven. De chauffeur doet de handrem naar beneden en de auto begint van de heling te rollen. Hij laat de koppeling opkomen, de auto start niet in ƩƩn keer, de tweede keer lukt het wel. Omdat hij naast vrijwel alle knoppen ook geen startmotor heeft, moet hij altijd op een berg met vrije doorgang parkeren. We rijden naar een kunstgalerie waarvan ze met zijn allen denken dat ik naar toe wil. Het is in de richting van waar ik ongeveer dacht dat we moesten zijn. De chauffeur vraagt maar 2000 francs, wat dus iets van 3 euro is, dus de prijs is prima! 

Als we aankomen, blijkt het een van de drukste plekken van Dakar te zijn en de galerie is geen galerie, maar een galerij met heel veel winkeltjes. Meer een bazaar, maar wel met een hoop lokale kunst, of liever gezegd, toeristische rommel. We zijn de auto nog niet uit, of een alleraardigste man ontfermt zich over ons. Hij spreekt Frans en Engels. Zijn Frans is ā€œgewoonā€ Frans, i.p.v. Senegalees Frans, dus kan ik het goed volgen. Geertje spreekt sowieso geen Frans, dus is het fijn dat we Engels kunnen spreken. Hij neemt ons mee langs allerlei winkeltjes en vrienden, hij lijkt iedereen te kennen en i.p.v. dat de standhouders ons iets aanbieden doet hij dat, wij zijn zijn klant. Er lijkt een ongeschreven regel dat als een handige handelaar een toerist aan de haak slaat en hoge prijzen weet te krijgen omdat hij goed kan praten, je gewoon in iemand anders’ winkel de spullen kan verkopen. Ik ga ervan uit dat ze vervolgens later teruggaan om samen opnieuw te onderhandelen wie wat krijgt. 

Uiteindelijk koop ik een voetbalshirt van het nationale voetbalteam van Senegal wat ik best toepasselijk vind, want er wordt overal gevoetbald zoals vroeger bij ons. Het zijn grote atletische en balvaardige jongens die in plaats van achter de televisie of laptop zitten, die ze vermoedelijk niet eens hebben, niets anders doen dan voetballen. Het kan niet anders of Senegal gaat een keer wereldkampioen worden en dan heb ik alvast een shirtje! Onze zelf opgedrongen gids neemt ons mee naar een weg waar ik eigenlijk wel in wil, omdat ik achter een grote poort een terrein zie met een enorme hoeveelheid oude vrachtwagens en bussen. Geertje heeft er genoeg van, ze voelt zich opgelaten en wil terug naar het hotel om uit de hectiek te zijn. Ik wimpel de man af en we gaan op zoek naar een taxi die we vrij snel hebben. Bij het hotel spreken we met de bewaker (er zijn overal bewakers) over ons voornemen morgen de stad in te gaan naar allerlei galeries en hij geeft aan dat we dan de chauffeur die bij het hotel hoort kunnen nemen. Voor een programma zoals we in gedachten hebben, kost dat ongeveer 20.000 francs, dat is 30 euro en dus best te doen. Geertje vindt het best veel, want ze heeft opgezocht dat het minimum maandloon in Senegal 95 euro is. We spreken af dat we de volgende ochtend om elf uur met de chauffeur op pad gaan.Ā 

We besluiten nog even wat boodschappen te doen. We lopen de weg af langs het hotel naar de kleurrijke trap omhoog de stad in. Voor het hotel is het een drukte van belang met rolstoel bedelaars. Ik vraag me af waarom ze met zijn allen op dezelfde plek bedelen. Meer gespreid of niet tegelijk zou veel efficiĆ«nter zijn. Misschien vinden ze het ook wel gewoon gezellig om samen te zijn. Het restaurant trekt rijke mensen aan en kennelijk is het de moeite daar dag in, dag uit te wachten. We lopen erlangs, een heel aardige man begint met ons op te lopen en maakt razendsnel contact. 

Ha Nederlanders! Hij heeft in Rotterdam gewoond en spreekt een paar worden Nederlands. Voor we het weten, heeft hij een cadeautje aan Geertje gegeven dat hij echt wil geven omdat hij ons zo leuk vindt. Hij weet al snel dat we op zoek zijn naar een supermarkt en biedt aan ons te brengen. Hij heeft toch niets te doen en moet in die richting. Als we aankomen, doe ik nog een slappe poging om aan te geven dat we best in staat zijn zelf boodschappen te doen, maar hij wil graag mee. Als ik hem duidelijk maak dat we hem echt niet nodig hebben, zegt hij dat ā€˜ie niets hoeft te hebben, maar wel voor zijn vrouw en kinderen moet zorgen en dat dat natuurlijk niet zonder geld kan. Hij gaat niet weg voordat ik hem iets geef en als ik hem een paar duizend francs wil geven, (een paar euro) is dat veel te weinig, want zijn vrouw en kinderen moeten toch wel iets meer dan alleen maar rijst eten. Om van hem af te komen, geef ik uiteindelijk 10.000 franc. 

We komen tot de conclusie dat ik een heel stuk beter moeten worden in mensen afwimpelen om niet de hele tijd het gevoel te hebben te worden belazerd.Aan de andere kant; de man zal niet zo gewiekst zijn als hij genoeg zou hebben. Een paar dagen later lopen we door de stad. Hij herkent ons van ver en loopt prompt op ons af en roept ā€œmy friends from Holland!ā€ we maken dat we weg-komen. Hij heeft niet in de gaten dat we het gevoel hebben dat hij ons belazerd heeft! 

Als we terug zijn in het hotel besluiten we ’s avonds weer te gaan eten in Lagon 1, het restaurant op de pier naast het hotel. We hebben een heerlijke avond, de sfeer en bediening zijn geweldig, maar het eten is niets om over naar huis te schrijven. Vrijwel alle andere Europeanen die we spreken, vinden het eten er erg goed, dus misschien ligt het aan de keuzes de we maken. De mensen zijn wel superaardig. Geertje maakt prompt contact met de eigenaars en het personeel, waardoor we het de dagen erna heel fijn en gezellig hebben. Als we ’s avonds thuiskomen, ga ik internet afzoeken om de dag erop wel goed beslagen ter ijs te komen. Ik wil de taxichauffeur direct de juiste richting in sturen en een heel aantal galeries bezoeken. 

TaximanĀ 

De taximan heet Bassirou, voor vrienden is het Bas hoor ik later. Hij is jong en sterk en praat Senegalees Frans, dus moet ik alle zeilen bij-zetten. Hij heeft een slecht gebit en gaat zo te zien nooit naar de tandarts. Ik heb best een aantal klinieken gezien, maar de gebitten in aanmerking genomen, is dat kennelijk niet voor iedereen weggelegd. Het is jammer, want het is een leuke vent. We hebben vandaag een vaste chauffeur die gewoon op ons wacht als we ergens naar binnen gaan. Soms loopt hij met ons mee, wat best handig is, omdat we daardoor veel minder mensen op ons afkrijgen die iets willen. Ik vraag hem het hemd van het lijf over alles wat ik zie en wat ik me afvraag. Hij vertelt over de geiten, dat het binnenkort een feestdag is en dat iedereen dan geit eet, dus de beesten zullen binnen afzienbare tijd geslacht worden. 

De onaffe gebouwen zijn het gevolg van wetgeving en crisis. Ze hoeven niet afgebouwd te worden en mensen bouwen verder als ze weer geld hebben. Tijdens de coronacrisis zijn er veel bouwers in de problemen gekomen, waardoor er meer onaffe gebouwen zijn dan ooit. Hij vertelt hoe de president is gekozen en dat hij het zo goed doet. Dat hij nog een geit voor zijn gezin moet regelen en dat dat duur is, maar ook dat hij met zijn vader twee geiten heeft om te verkopen (ik denk dat ik hem dus niet helemaal begrijp). De stad is eigenlijk best veilig zolang het druk is, de rustige plekken zijn veel gevaarlijker. Wij hadden juist het tegenovergestelde gevoel. Bas vertelt dat met La Corniche, de lange kustweg, heel gevaarlijk is op de rustige plekken. Scooters rijden vlak langs je en grijpen alles wat los en vast zit. De taxi is niet van hem, maar hij zou wel graag een eigen taxi willen hebben. Daar is hij voor aan het sparen, maar dat valt niet mee, omdat hij voor zijn vrouw en kinderen en ouders de kost moet verdienen. Pratend en rijdend van de een naar de andere galerie leren we elkaar kennen. Ik heb geprobeerd de route slim uit te stippelen, maar soms rijden we toch lange stukken. Dat blijkt best een doeltreffende manier om de stad te ervaren. Het is een soort panorama dat aan ons voorbij trekt. Dakar is levendig. Alles en iedereen leeft, werkt en handelt op straat. Een garagebedrijf repareert de auto’s gewoon op de stoep. Een krik eronder, het motorblok eronderuit en klaar ben je. Een van de belangrijkste doelen aan het eind van de dag is Villages Des Arts, een dorpje waar kunstenaars wonen en werken of hun werk tonen. Het zijn oude barakken die ter beschikking zijn gesteld aan kunstenaars. In Dakar is er al heel lang een kunstacademie en kunst lijkt geworteld in de stad. Waarschijnlijk is dit de reden waarom de Afrikaanse kunstbiĆ«nnale in Dakar is. Het is een groot terrein met veel kunstenaars die er lang niet allemaal zijn, maar de ateliers staan voor een groot deel gewoon open en er staat en hangt veel buiten, dus is er veel te zien en te beleven. Er is ook een tentoonstellingsruimte waar een uiterst onvriendelijke vrouw rondloopt. Later begrijpen we van Bassirou dat ze moest bidden (dat heeft ze ook gedaan). 

We kwamen niet bepaald op het allerbeste moment! Het is een mooie tentoonstelling met een verzorgde catalogus, maar buiten rondlopen en de kunstenaars spreken en hun werk zien op de plek waar het gemaakt wordt is toch veel interessanter en indringender. Als ik vraag aan Bas of hij dan niet moet bidden, zegt hij dat hij dat doet als het wel kan, zo hard zijn ze niet in de leer! We zien prachtig werk van verschillende kunstenaars, maar het is te veel om in een keer allemaal te bekijken, dus besluiten we te gaan en later nog een keer terug te komen. We hebben toch nog bijna een week. 

Tussen de bedrijven door zoek ik uit waar er galeries zitten en langzaam maar zeker begin ik er wat handiger in te worden en de stad beter te begrijpen. We zitten eigenlijk tegen het oude centrum aan waar alles best te belopen is, dus gaan we de dag erop lopen. We zien prachtige kunst op allerlei gebieden. In een aantal grote galeries zijn heel verassend mooie museale installaties te zien. Dakar is echt een kunststad. ā€˜s Middags hebben we afgesproken met Bibi Seck, een ontwerper met Senegalese roots. We hebben zijn naam gekregen van AnaĆÆs, een relatie waar we heel fijn contact mee hebben. Ze heeft een vakantiehuis in de buurt van Dakar waar we over een paar dagen naartoe gaan en ze is er regelmatig. Ze heeft veel tips gegeven en een ervan is dat we elkaar moeten ontmoeten. Eerst zijn we bij Selebe Yoon, een prachtige galerie op de bovenste verdieping van wat ooit een Frans luxe warenhuis was. 

We kijken er lang rond en ik verbaas me over de kwaliteit van het werk en de presentaties, maar ook over de ontvangst. Ik dacht in eerste instantie eigenlijk dat het de galerie van Bibi was, maar na wat voorzichtig vissen ontdek ik dat dat niet klopt. Hij zit in dezelfde straat aan de rechterkant verderop aan de overzijde van Place de l’Independance. Ondanks de best duidelijke beschrijving is het is lastig te vinden en de berichten die ik naar Bibi stuur, komen kennelijk niet aan. Uiteindelijk blijkt dat de galerie ontwerpstudio op de bovenste verdiepingen zit en bereikbaar is via een zij-ingang. We zijn wat onwennig, ik heb eigenlijk alleen kort gekeken en gezien dat Bibi een galerie heeft, (dat is ook wat AnaĆÆs verteld heeft) maar ik weet niet dat hij een bekende ontwerper is. Als we boven komen, is hij in gesprek met een leuke Fransman. We wisselen gedachten uit en langzaam maar zeker raakt het wat ontspannen. 

Geertje zegt later dat dat vooral de verdienste van Bibi is, omdat hij degene is die het gesprek op gang houdt. Bibi werkt samen met zijn vrouw, zij is ook ontwerper en is aan het werk. Het spettert niet, maar is wel leuk. We willen nog iets afspreken om samen iets te eten of drinken maar dat lijkt niet te lukken. We gaan naar het vakantiehuis van AnaĆÆs in Saly en zij vertrekken uit Dakar als we weer terugkomen. We proberen dezelfde avond nog iets af te spreken, maar dat lukt niet meer. Ik eet heerlijk met Geertje bij Seku Bi, het restaurant van het hotel langs de gekleurde trap met de clochard waarvan AnaĆÆs eigenlijk adviseerde om te verblijven. In plaats van vergane glorie zoals op veel plekken is het hier in ere herstelde romantische koloniale glorie. 

Orchestra Baobab

Ik wilde dus graag naar Dakar omdat het de stad is waar Orchestra Baobab ooit in de gelijknamige club als huisband speelde. Meer dan vijftig jaar na de oprichting van het orkest ben ik met Steef vlak voor we naar Dakar vertrokkenin Haarlem naar een live concert geweest. Steef heeft contact gemaakt en we hebben uitgevonden dat ze vandaag op het strand bij de club La Mer a Table optreden. De dag staat geheel in het teken van Orchestra Baobab. Via Instagram hebben we, nadat het mij niet lukte contact te krijgen, met de gitarist geregeld dat er een tafel voor ons is gereserveerd. We hebben voor de lunch om 3 uur gereserveerd. Dat is ruim voordat ze beginnen te spelen, maar biedt de gelegenheid eerst te eten. De sfeer is fantastisch, het is mooi ingericht. Vooral het dak met riet geweven lampen en de stoelen waar de muzikanten op zitten, zijn prachtig. 

We hebben zoveel voorpret dat we van alles wat er gebeurt genieten. De band staat met de rug naar de zee, op de golven erachter pedellen de surfers in een vast ritueel en zo nu en dan schiet er een surfer op een golf door het beeld. Langzaam maar zeker stroomt het vol. Het is een zeer gemĆŖleerd publiek: jong, oud, blank en zwart. De band begint te spelen en vrijwel direct begint een oude man te dansen en al snel volgt er nog een. Daarna voegt een oudere dame zich bij de heren en de sfeer is gezet. De oudjes nemen het voortouw, dansend op de muziek die ze al meer dan vijftig jaar kennen. De bandleden zijn inmiddels voor een groot deel vervangen door jonge mannen. Ze zijn misschien nog niet zo goed als hun voorgangers, maar iedereen danst en is enthousiast. De gitarist die voor ons de kaartjes heeft geregeld, speelt weergaloos. Uiteindelijk staat iedereen voor, op, naast en onder het podium te dansen. 

Saly / sleutelĀ 

Zoals elke morgen doen we het rustig aan. Eerst ontbijten, een soort ā€œcontinentaal ontbijtā€, minder van kwaliteit dan thuis, maar het is prima te doen. De cakejes zijn droog en lekker en we kennen inmiddels de bediening, wat ook wel een fijne ervaring is. Elke morgen gaan we buiten zitten. Geertje geeft de vissen kruimels, (ook stukken brood) er zijn enorm veel vissen. Senegal heeft een van de meest visrijke zeeĆ«n ter wereld. Ook hier zijn grote contracten gesloten waar de lokale vissers de dupe van lijken te zijn. De nieuwe president wil ook deze contracten openbreken en heronderhandelen. Hij heeft volkomen gelijk, maar dat vinden de eigenaren van die grote visbedrijven natuurlijk niet, alhoewel ze op hun vingers kunnen aftellen dat als ook deze zee leeg is er maar weinig overblijft. 

Na het ontbijt brengt Bassirou ons naar het station dat heel dichtbij is, maar we moeten door een van de meest levendige en drukke straten van de stad om er te komen. Links en rechts van de drukke weg staan kramen en het wemelt er van de mensen. We weten inmiddels dat die drukte dus niet gevaarlijk is, maar je komt er met bagage nauwelijks doorheen, dus nemen we toch de taxi. We gaan met de spiksplinternieuwe trein die uiteindelijk bij het nieuwe vliegveld moet komen, maar nu stopt het op een station buiten een voorstad waar Serigne ons zal komen halen. 

Ik heb van AnaĆÆs begrepen dat als ik in de trein stap hem moet bellen. Hij is een jeugdvriend van haar en zorgt voor de huizen en de gasten. Als ik hem aan de lijn krijg, zegt hij dat ik eerder had moeten bellen, want de trein doet er minder lang over dan hij. We zitten dik een uur in de trein en rijden vrijwel continu door de buitenwijken en voorsteden van Dakar. Het is weer dezelfde intrigerende wereld die aan ons voorbij trekt. 

De grijze betonnen onaffe stad met zo nu en dan een strakke gestuukte minaret van een moskee er bovenuit stekend. Zoals bij ons vroeger de kerken over de ruggen van de armen gebouwd werden, maar de kerk ook steun en houvast gaf, is het hier nu waarschijnlijk ook zo. Als we aankomen blijkt het station ā€œin the middle of nowhereā€ te liggen. 

Rond het station is het een grote bouwput, want ze zijn druk bezig om het laatste stuk snelweg en spoor naar de luchthaven aan te leggen. Het station en het spoor worden weer door Chinezen gebouwd. De snelweg die wel al af is, is voor de helft door de Fransen gebouwd. Ze deden er 4 jaar over, toen had het af moeten zijn. De tweede helft is in minder dan twee jaar door de Chinezen gebouwd. Serigne vertelt later dat de Fransen met ƩƩn shift werken en ook heel lang lunchen en dat de Chinezen in drie shifts werken zonder pauzes, dan schiet het wel op! Ik vermoed dat het met concessies werkt, want op de PĆ©age betaal je net als in Frankrijk per tracĆ© aan de uitbater, in dit geval dus Frans en Chinees! 

We moeten minstens een uur wachten, maar als ik Serigne app, blijkt het nog een stuk langer te duren. Geertje is chagrijnig, er is niets te doen op het station, je kan er nog niet eens iets te drinken krijgen. De winkeltjes zijn wel voorbereid, maar nog gesloten. Het is denk ik de bedoeling dat er rond het station een stad gebouwd zal worden waarna het drukker zal zijn, maar nu ligt het nog in een zandvlakte. Het is warm en het enige wat er gebeurt, is het komen en gaan van treinen en passagiers. Ik sta in de ingang met schuifdeuren waar iets is voorgelegd zodat het door kan waaien. Het briesje zorgt voor verkoeling. Zo nu en dan komt er een auto met reizigers. Ik kijk naar de mensen die in- en uitstappen. 

Geertje zit binnen op haar laptop wat te werken. Op een goed moment stopt er zo’n oude Mercedes passagiersbus waar ik er zoveel van heb zien rijden. Deze is in redelijke staat, dus niet vol deuken en helemaal opgeschilderd. Maar wel met sjouwers en het typische imperiaal. De bus rijdt de rotonde op en stopt recht voor me. Nu kan ik een foto maken. Het is dan wel niet het mooiste en meest afgeragde exemplaar, maar ik heb hem wel recht voor mijn neus. Als ik de foto maak, hoor ik achter me een hoop gejubel en komen de eerste kinderen rechts en links om me heen lopen. 

Ik begin te filmen. Het is een grote klas met meesters en juffen en een hoop bagage. Ze zijn denk ik op kamp geweest. Twee sjouwers klimmen het dak op en ƩƩn blijft beneden om de koffers aan te geven. Als alles erop ligt, wordt er een net overheen getrokken om de boel te fixeren. Het reservewiel dat ook op het dak ligt, wordt als ballast op het uiteinde van het net gelegd. De sjouwers klimmen als laatste in de bus die vervolgens wegrijdt. Ik heb het gevoel dat ik naar een toneelstuk heb zitten kijken. Al het wachten was wat mij betreft de moeite waard. 

Even later arriveert Serigne en we rijden met hem mee naar het huis van AnaĆÆs in Saly. De rit van het station naar Saly duurt ruim een uur (Serigne heeft lang in de file naar het station gestaan) we rijden door een Baobab bos. Dat is geen bos zoals bij ons, maar een zandvlakte met zo nu en dan een stokoude boom. In het regenseizoen is het er helemaal groen, maar nu is het een kale woestenij met bomen en zo nu en dan grote industriĆ«le complexen. 

De bomen zijn prachtig en overleven het dus omdat ze oud en diepgeworteld zijn en weinig water nodig hebben. Ik moet denken aan het Amazone-gebied waar ik lang geleden was. Ze kapten daar het oerwoud om landbouwgrond te krijgen en lieten de beschermde kolossale paranotenbomen staan, maar die kunnen helemaal niet zonder het oerwoud om zich heen, dus de tocht naar het woud was een treurige kilometerslange tocht waarbij de bomen die het verst van het woud stonden er het slechts aan toe waren. Het was een slachting! 

De Baobabs die ook beschermd zijn, staan gelukkig fier overeind en lijken alles te overleven. Saly is de grootste badplaats van Senegal en ligt tegen een prachtig natuurgebied aan. We besluiten voordat we wat gaan eten, eerst te gaan zwemmen. We doen onze zwemkleren aan en laten alles in het huis achter. Ik stop alleen een paar duizend francs en de sleutels van het huis in mijn zak. 

We lopen langs de hoofdweg (eigenlijk liggen alle plaatsen langs de kust langs die ene hele lange weg) met tussen de weg en de zee grote hotels. Als we het laatste hotel gepasseerd zijn, lopen we het strand op. We ontdekken dat aan de ene kant van het strand de zee is en aan de andere kant de lagune. Het is een prachtige levendige plek. Er zijn surfers, zeilers en natuurlijk zijn ze aan het voetballen. Verderop aan de oevers van de lagune tot aan de zee zijn allemaal gezellige strandtentjes. 

Later ontdekken we dat je daar te voet niet kan komen omdat het water uit de zee daar de lagune in- en uitstroomt. Ik ga zwemmen en Geertje blijft op het strand een boekje lezen. Het water is heerlijk en er zwemt en vliegt van alles om me heen. Vlak voor me zwemt een pelikaan op de golven, toch anders dan in een dierentuin. Ik ga het water uit, droog me af en kijk nog een poos om me heen naar alles wat zich afspeelt. De reis heeft vrijwel de hele dag geduurd, maar het is heerlijk om nu hier te zijn en ons eigen huis te hebben. We besluiten om lekker naar het huis te gaan, te douchen en bij het plaatselijke tentje dat ons is aangeraden te gaan eten. Ik voel in mijn zak en merk dat de sleutel weg is. Hoe heb ik dat nu kunnen doen; in de zee gaan zwemmen zonder je zakken te legen (eigenlijk doe ik dat nooit, realiseer ik me en is het dus toevallig altijd goed gegaan). De 2000 francs zit nog wel in mijn zak, maar daar hebben we nu niets aan. Hoe komen we nu het huis in? De paniek grijpt toch wel een beetje om zich heen. Geertje reageert niet eens heel boos, maar heeft hetzelfde opgelaten gevoel en dat terwijl ze het al een vervelende dag vindt. We gaan naar het hotel waar we, na uitgelegd te hebben dat we best een probleem hebben, gelukkig naar binnen mogen om bij de receptie te vragen om het nummer van ons hotel in Eindhoven op te zoeken en te bellen, om te vragen of ze Nard kunnen bellen, die dan weer AnaĆÆs kan bellen, die vervolgens Serigne kan bellen. Ik krijg Maud aan de lijn en leg uit wat ze moet doen en of ze het nummer waar ik mee bel, wil terugbellen als het gelukt is. 

Als we even gewacht hebben, stel ik voor dat Geertje in het hotel blijft en dat ik bij het huis ga kijken of ik op de een of ander manier niet toch binnen kan komen. Bij het huis aangekomen, zie ik de tuinman van de overbuurman voor de poort staan bellen. Na verloop van tijd merkt hij me op en vraagt of hij kan helpen. Ik vraag of hij Serigne kent, maar dat is niet het geval. Hij kent eigenlijk niemand hier. Dan stopt er een paar huizen verderop een witte auto. Er komt en vrouw uit. Ik probeer haar aandacht te krijgen en het lukt. Ze komt naar ons toe, ze heet Pauline en ik leg de situatie uit en ze zegt dat ze AnaĆÆs wel kent, maar alleen haar Senegalese nummer heeft. Maar AnaĆÆs is niet in Senegal, dus daar hebben we niets aan. Pauline denkt dat ze op de een of andere manier wel aan het nummer van Serigne kan komen. Ik ga met haar naar binnen, ze belt wat in het rond, we begroeten haar man die op de bank zit en na het laatste telefoontje gaan we op pad. Ik stap bij haar in de auto en we praten honderduit over van alles behalve de sleutels. Na nog ƩƩn telefoontje lijkt het allemaal opgelost, we gaan naar het restaurant dat ons is aangeraden en als we daar een beetje praten met de eigenaar, komt Serigne aanrijden. Hij stapt uit, heeft een brede grijns op zijn gezicht en in zijn hand een dansend setje sleutels. Hij werd vrijwel tegelijkertijd door ons als door AnaĆÆs gebeld en heeft gelukkig een reserve set sleutels. Ik stap weer in bij Pauline en vraag of we Geertje op kunnen halen. Als we in het hotel aankomen, blijkt dat Geertje zich prima heeft vermaakt en vrienden heeft gemaakt. Ze heeft lekker bij het zwembad op een bedje gelegen. Ik stel haar voor aan Pauline en we rijden naar huis. Daar blijkt de tuinman ook gearriveerd te zijn. Hij zou sowieso, om over ons te waken, de nacht in het schuurtje voorin de tuin doorbrengen. 

Nog geen uur nadat ik constateerde dat de sleutels weg waren, zijn we weer in alle rust thuis. We willen wat eten en ondanks dat Geertje het tentje dat we inmiddels kennen niet heel schoon vond ogen, gaan we er toch eten. Het is er gezellig, het eten is zoals gezegd eenvoudig, maar wel prima. Ik vind het de best klaargemaakte vis tot nu toe. Wat vooral opvalt, is dat het tempo in het dorp veel trager is. We eten en kijken rond wat er allemaal in traag tempo gebeurt. Een winkeleigenaar die al vanaf vanmiddag toen we aankwamen in de deuropening ligt te tukken, wordt wakker en haalt de vitrine met sieraden naar binnen. De andere winkeltjes gaan ook dicht. 

Ze leven waarschijnlijk van de verkoop aan de hotelgasten die zo nu en dan hun resort uit-komen om een wandeling te maken en een typisch Afrikaans souvenir te kopen. Verderop wordt er op een verlichte baan jeu de boules gespeeld. We gaan naar huis en nemen ons voor om te genieten van de rust en morgen niets te gaan doen. 

Als we wakker worden, gaan we wat boodschappen doen, wat niet meevalt. Weer worden we in de luren gelegd door een verkoper die doet alsof hij eigenaar is van alle winkeltjes en uiteindelijk voor veel te veel geld vier mango’s die niet van hem zijn aan ons verkoopt. De mango’s en een zak cashewnoten is waar we tot de avond op teren. We hebben niet meer zo’n zin om boodschappen te doen, ook omdat de winkeltjes heel klein zijn en een klein aanbod hebben. Het zijn wel de lekkerste mango’s die we ooit hebben gegeten. 

Ik app met Pauline om haar te bedanken en misschien samen iets te gaan drinken. We spreken vlakbij af bij een van de oudere en mooie hotels. Pauline kent de barman en mensen die toevallig langslopen. Ze is vrolijk en energiek en geeft iets aan een man die duidelijk niet veel geld heeft. Later vertelt ze dat ze geeft aan wie ze dat wil en ik begrijp dat je vrolijk moet afwimpelen en geven, dat werkt veel beter dan al te serieus geĆ«rgerd of bozig doen. Ze bedelen ook best energiek en vrolijk! Op de een of andere manier hebben we heel veel te bespreken. Het gesprek is levendig. 

Ik hoor hoe Pauline een heel zware jeugd heeft gehad, hier is gekomen, haar man heeft ontmoet, kinderen heeft en een zaak heeft waar ze tassen maakt en verkoopt aan toeristen. Ondanks een niet al te makkelijk leven is ze levenslustig en bruisend van de energie. Ik heb lang niet alles kunnen vertalen, maar ondanks dat vond Geertje het ook een hele leuke ontmoeting. ā€˜s Avonds gaan we uit eten bij een tentje waar Serigne ons naartoe brengt. Het restaurant dat AnaĆÆs ons heeft aangeraden, vindt hij maar duur en dit is ook goed. Dat valt behoorlijk tegen, maar zoals elke avond is het supergezellig met Geertje. 

De dag erop gaan we voordat we teruggaan naar Dakar op aanraden van AnaĆÆs naar de galerie Le Memoires Africain. Het is een uurtje rijden langs de lange kustweg waar zich zo ongeveer alles afspeelt. Weer is het heerlijk om zoveel te zien. De galerie is in een oud pand, beneden staat veel oude etnische Afrikaanse kunst. De ouders van de eigenaar hadden een grote collectie inheemse kunst waardoor zijn liefde voor Afrikaanse kunst is ontstaan. De collectie vormde de basis voor zijn kunsthandel. 

Inmiddels is er bijna niet meer aan oude inheemse kunst te komen en heeft hij zich ook op moderne kunst toegelegd. De galerie met bovenverdiepingen is groot, de tentoonstellingen zijn heel mooi gecureerd. Weer zijn er installaties die in een museum niet zouden misstaan. Vooral dat het gebouw kaal is gestript en dat de kunst in deze ruwe, maar rustige omgeving wordt tentoongesteld, is ijzersterk. Ik koop er een klein werkje van Jean Marie Bruce, een rastakunstenaar die vooral wil maken! Met de eigenaar bespreek ik of hij eventueel zou willen samenwerken. Hij staat ervoor open. 

Langzaam maar zeker kom ik erachter dat ik wel van typisch Afrikaanse kunst houd, maar niet van de klassieke. Zowel bij de oude als de nieuwe kunst vind ik het simplistische werk het mooist. Het lijkt op Art Brut, maar dan is het wel gemaakt door kunstenaars die een opleiding hebben gehad. Als we terug zijn, hebben we nog genoeg tijd om naar de lagunedametjes te gaan die oesters verkopen. 

Zowel Serigne als Pauline hebben gezegd dat we dat moeten proberen. Het is niet ver, maar behoorlijk warm en de wandeling duurt lang. Geertje vindt het maar zwaar en vraagt zich af of het de moeite is. Ik vind het wel weer leuk en zie ondanks dat het een saaie route is toch veel leuke dingen. Het mooist zijn nog twee stapelbare plastic stoelen die ieder uit twee gestapelde aan elkaar genaaide en versterkte stoelen bestaan. 

Het zijn kunstwerkjes die op een examen niet zouden misstaan. Bij het water zijn er overkappingen gemaakt. Er waait en briesje vanuit de lagune, de tafeltjes zijn met tafelkleed en daaroverheen gespijkerd plastic versierd. Het zijn kennelijk verschillende handeltjes, want de dames doen hun best ons bij zich aan tafel te krijgen. We kiezen ervoor onder het afdak te gaan zitten. De dames komen uit een dorp aan de andere kant van de lagune en hebben een licentie om hier de oesters te kweken en te verkopen. Het Senegalees Frans is hier nog ingewikkelder te verstaan, gelukkig is er een dame die gewoon Frans kan. 

Ze komt na een conversatie met een bordje met alles wat ze hebben. Naast de oesters hebben ze drie soorten schelpen en langoustines. We bestellen een mix van alles. Ze blijken ook tegen onze verwachting in bier en fris te hebben, dus bestellen we een biertje en Geertje wil graag een cola omdat dat schijnt helpen als je slecht eet en buikloop zou kunnen krijgen. 

Ze is niet helemaal gerust op de hygiĆ«ne aan het strandje. Ik zeg dat het in elk geval vis is die alleen maar uit de schelp gehaald en in het vuur hoeft, dus dat er niet veel mis mee kan gaan. Langzaam loopt het tentje vol, wat een geruststellende gedachte is. Als de eerste schelpjes arriveren, is Geertje helemaal om. Het zijn schelpjes die we niet kennen, ze zijn op het vuur geroosterd en er zit een fantastische rokerige smaak aan zoals we nog nooit hebben geproefd. De lekkerste schepjes ooit, op de strandplek die eerst zo verontrustend was. Ik geef een fooi, de dames zijn superblij. Achteraf denk ik dat ze al veel te veel gevraagd hadden en dat ze niet verwacht hadden dan ook nog eens fooi te krijgen. 

Voor ons was het niet duur en vooral een geweldige ervaring. Omdat het ijs gebroken is, vertellen ze van alles over zichzelf en hun handeltje. De wandeling terug is even lang, maar omdat we zo vrolijk zijn, voelt het veel korter. ā€˜s Avonds moeten we weer op tijd terug zijn, want we hebben kaartjes voor Cheir Lo bij La Mer a Table. Ik heb verschillende liedjes van hem op mijn afspeellijsten staan en kijk er dus enorm naar uit. Het concert valt wat tegen, vooral omdat het geluid pas halverwege in orde is. Wel een beetje gek, want hij treedt er elke woensdag op, dus je zou verwachten dat het routine is. De muzikanten zijn overigens wel weer uitzonderlijk goed en de ambiance met de muziek is geweldig. Morgen gaan we naast galeries ook op zoek naar platenzaken. 

Platenzaken

Inmiddels lukt het aardig om van tevoren te bedenken waar we naar toe willen en Bassirou begrijpt wat we ongeveer willen. Ik type in zijn telefoon de bestemming, want met zijn telefoon kun je wel navigeren. We zien weer een hoop galeries. Het hoogtepunt is weer Le Village d’Art waar we de rest van het dorpje bekijken en weer hele mooie kunst en kunstenaars ontdekken. 

De platenzaken zijn wat lastiger te vinden. De eerste is op een adres dat nauwelijks te vinden is en als we er eenmaal zijn, wijst iemand ons een deur, maar als we naar binnen gaan, is er niets te ontdekken. We proberen het volgende adres, ook dit is moeilijk te vinden en blijkt aan de andere kant van het blok te zitten. De zaak heet Buffalo Soldier Record Store Vinyl. Het zaakje is denk ik nog geen zes vierkante meter groot (2 x 3 meter). De soldier zit op een stoel met voor zich een stereo en om hem heen liggen stapels platen. 

Ze staan dus niet in kasten overeind waardoor er veel meer zou passen, je er makkelijk bij kan en kan rubriceren, dat laatste is kennelijk niet nodig, want als ik wat vraag, (Orchestra Baobab natuurlijk, maar ook Balla et Ses Balladins) pakt hij een stapeltje tussen een hoge stapel uit en daar blijken de titels inderdaad te zitten. 

Aan de hand van de eerste platen haalt hij nog wat tevoorschijn. We luistern de platen die behoorlijk oud en krakerig zijn. Hij vindt ze prima, ze hoeven alleen schoongemaakt te worden, maar zijn schoonmaakspulletje is op. Ik vraag naar de prijs en verbaas me erover. Na behoorlijk onderhandelen, zijn ze ongeveer 40 euro per stuk, wat veel duurder is dan thuis en dan is de kwaliteit ook nog eens bedenkelijk. 

Er zitten wel platen bij die in Europa niet te krijgen zijn, maar toch is 40 euro veel te veel. Hij wil niet zakken met de prijs. Ik vind het eigenlijk prima, het was een leuke en gekke ervaring en zonder aankoop vind ik het ook prima. We vragen aan Bassirou om ons naar het hotel te brengen. De rest van de middag blijven we in de buurt van het hotel. Het Institut FranƧais is het belangrijkste doel, daar kunnen we lunchen en ze hebben er ook een platenzaak. 

Inmiddels heb ik met Bassirou een nieuw ritueel als het om betalen gaat. Een van beiden mag de prijs maken en als de een de dag ervoor gematst is, is de ander de dag erop aan de beurt. Hij speelt het veel beter dan ik en heeft een soort basis bedongen die sowieso al heel goed is. En eigenlijk zijn we inmiddels wel blij met onze vaste chauffeur. Het Institut FranƧais is gevestigd op een binnenplein, om er te komen moeten we door beveiliging heen. Eenmaal binnen is het een heel fijne plek met veel groen en een grote overkapping met daaronder het restaurant. Er hangen overal ventilatoren. 

Waarschijnlijk is het er in de zomer erg warm. En er is een platenzaak. We gaan eerst wat eten en daarna ga ik plaatjes kijken en luisteren. De jongen die er werkt, is enorm leuk en heeft veel verstand van muziek. Ik koop uiteindelijk 3 of 4 platen voor ongeveer 15 euro per stuk. Bij de mooiste zit op de rand papier plak van een kaft die een keer nat is geworden en weer is opgedroogd. Ik denk, dat moet eraf kunnen en neem de gok. 

We hebben inmiddels enorm veel gezien en gedaan, totaal niet wat een toerist zou doen. In Saly hebben we van alles meegemaakt, maar niets van het natuurreservaat gezien en in Dakar hebben we tientallen galeries en een paar platenzaken bezocht. We hebben van vrijwel iedereen gehoord dat we in elk geval naar La GorĆ©e moeten. De naam stamt nog uit de Nederlandse tijd toen Nederland groots in slaven handelde. Het eilandje voor de kust van Dakar is vernoemd naar Goeree Overflakkee en deed dienst als overslag voor de slaven die op boten richting Amerika vertrokken. 

Bassisrou wil eigenlijk mee, maar ik maak hem duidelijk dat we het fijn vinden samen op het eiland te zijn. Het lijkt hem toch niet veel uit te maken en in plaats van dat hij iets gaat doen of aan het werkt gaat, wacht hij gewoon in de haven op ons. Dan is hij ook aan het werk, zal hij denken. We kopen kaartjes die voor toeristen twee keer zo duur zijn en komen tot de ontdekking dat we vervolgens niet het gebouw in mogen. Er lopen wel klassen met kinderen en lokale passagiers naar binnen. 

Als we eenmaal naar binnen mogen, moeten we eerst in een voorruimte gaan zitten. Nog steeds lopen er mensen door en gaan kennelijk direct naar de boot. Op een goed moment weet ik zeker dat we de boot gemist hebben en we dus moeten wachten op de volgende. Geertje is chagrijnig en wil eigenlijk weg. Mij maakt het niet zoveel uit, als we er maar komen en vind het wel grappig twee keer meer te betalen en slechter behandeld te worden. Kort daarop mogen we de terminal in en daar is ook een winkeltje waar we wat te eten en drinken kopen. 

La GorĆ©e ligt vlak voor de kust, maar de bootreis door de havens en een klein stukje zee is toch weer een hele ervaring. La GorĆ©e is prachtig. De aankomst is idyllisch, aan de voet van het oude fort op het strand is bijna natuurlijk weer een jongen tegen de muren aan het voetballen. Niet alleen het fort staat nog overeind, maar ook veel van de huizen en gebouwen die een paar honderd jaar geleden zijn neergezet, staan er nog steeds. Het meeste is slecht onderhouden of in verval, maar wat er opgeknapt is, is met gevoel voor historie gedaan waardoor het dorpje een authentieke sfeer ademt. Het is er prachtig, maar aan de andere kant is de afschuwelijke geschiedenis er nadrukkelijk aanwezig. 

Als we het museum in mogen (dat mag op vaste tijden) en door het huis van de slavenhandelaar dwalen en zien waar de slaven verbleven alvorens ze door een deur naar de zee afgevoerd werden, realiseren we ons dat het fijner was geweest als het eiland geen Nederlandse naam had gehad. De tentoonstelling heeft veel tekst, wat ik altijd wel fijn vind, en is mooi vormgegeven. Het meest pakkend vind ik ooggetuigenverslagen van mensen die nu uitgebuit worden, ā€œmoderne slavernij.ā€ Het gebouw is geschilderd in BarragĆ¢n -achtige oogstrelende kleuren. 

Als we het museum uit zijn, lopen we door het dorpje. De huizen en gebouwen aan de andere kant van de haven (dat is dus aan de kant waar het vasteland is) zijn vervallen. Als we doorlopen, zien we dat in de ruĆÆnes van een van de grote gebouwen een vuilnisbelt is, maar ook dat er even verderop tegen de oude muren van vervallen gebouwen hutjes zijn gemaakt. Vermoedelijk was het minder werk geweest om een dak op de ruĆÆne te maken of te repareren, maar geeft men toch de voorkeur aan een hutje. 

We passeren een voetbalveld met kunstgras, tribunes en twee goals. Er voetbalt niemand, in tegenstelling tot de zandvlakte in het midden van het dorp even verderop. Er staan twee goals, een ervan half om een boom en halverwege en midden in het veld staat een grote Baobab waar kennelijk omheen gevoetbald wordt. Er staat een grote groep jongens op het doel aan de andere kant van de boom op goal te schieten. We lopen door en in de ruĆÆnes van een van de gebouwen ontdekken we een galerie. Ik ben gek op ruĆÆnes, dus voor mij is het een hoogtepunt. Tegen de buitengevel is een bord gemaakt met daarop ā€œexpositionā€ en een telefoonnummer. In dit geval is binnen ook buiten, want er zit geen dak op het gebouw, maar de muren staan nog mooi overeind en de kunstenaar heeft zijn werk tegen de muren gespijkerd. 

Op de grond ligt het materiaal waar hij mee werkt. De meeste werken zijn een soort primitieve maskers, het soort werk dat ik het mooist vind. De kunstenaar is er niet, dus lopen we verder. Om de hoek hangt er nog meer van zijn werk in drie raam nissen. Daar staat zijn naam: Djibril Sagna. Het eiland is eigenlijk totaal niet verpest. Er is mooi en goed gerestaureerd en de rest is vervallen, maar origineel. Ik bedenk me dat als je echt veel geld hebt en iets goed wil doen, je alleen hoeft te bedenken wat je ermee wil of kan doen, zorgen dat het opgeknapt en geĆ«xploiteerd wordt en dan verkopen aan degenen die het exploiteren. Dan kost het geen geld en kan je hetzelfde ergens anders weer doen. 

Eind van de dag varen we terug. Bassirou ligt te luieren in zijn auto. Hij brengt ons terug naar het hotel. ’s Avonds gaan we weer wat eten bij Seku Bi. We hebben hier het lekkerst gegeten en de sfeer is er heerlijk. Voor de deur komen we de Franse bankier weer tegen. Hij is met een vriendin die duidelijk ontdaan is. Ze is zojuist bijna beroofd, ze kon nog net haar tasje met twee handen vastgrijpen en de dief die achter op een snel voorbijrijdende scooter zat, moest uiteindelijk loslaten. Ik realiseer me nu dat de dag ervoor een scooter recht op ons afreed en dat ik nog tegen Geertje zei dat ik me afvroeg wat de man bezielde. 

Vandaag is het onze laatste dag. Morgen rond het middaguur vertrekken we, dus we besluiten niet te veel te gaan doen. Bassirou heeft aangeboden met ons naar de grootste vismarkt van de stad te gaan. Als we er aankomen, blijkt het niet vanzelfsprekend te zijn dat toeristen de markt op mogen. We wachten een poos in de auto als hij het probeert te regelen. Het eerste dat we horen, is dat we niet mogen foto-graferen en daarna dat we vis moeten kopen en zodat we geen toeristen zijn. Bassi heeft het geregeld. Op de markt begrijp ik wel dat ze niet willen dat er gefotografeerd wordt, het is enorm groot en er ligt overal vis op natte stukken karton op de grond. Ee zijn geen gladde materialen die makkelijk schoongemaakt kunnen worden en ijs en water zij ook schaars. Aan het eind van de dag wordt gewoon alles schoongespoten denk ik. 

Maar het is prachtig, er is een grote variĆ«teit aan vis die op verschillen manieren wordt schoongemaakt en geprepareerd. Als we rechts achterin onder het enorme betonnen dak uit lopen, is daar een soort marktje met kramen waar gedroogde vis te krijgen is. Het is een prachtig beeld, ik wil er naartoe lopen en stap in een goot met visvocht en drab. Geertje en Bassi, die op slippers loopt, springen over de goot. Het gekke is dat Geertje zich niet zo druk lijkt te maken om hoe vies het is, terwijl dit toch wel de meest bedenkelijke omgeving is waar we tot op heden zijn geweest. Het zal nog een paar dagen en schoonmaakacties vergen voordat de schoen niet meer naar vis ruikt. Het marktje met gedroogde vis is best groot, elke dag gaat alle vis op, want wat er overblijft wordt gedroogd, gefermenteerd, of anderszins verwerkt. Nu moeten we nog vis kopen om geen toerist te zijn. Geertje heeft bedacht bij welke dames ze dat wil doen, maar we moeten even op zoek naar waar ze ook alweer zitten. Als we ze vinden, is Geertje helemaal blij, het geld komt goed terecht. Maar wat moeten we met de vis? We zeggen tegen Bassi dat we de vis wel weer terug aan de dames willen geven als we eenmaal langs de portier zijn. 

Hij maakt met de oudste van de twee een afspraak. Ze hebben dus betaald gekregen en krijgen de vis weer terug. Als ik dit bespreek, vertelt Bassi dat zij het geld aan hun baas moeten afgeven, dus dat de vis die ze terug krijgen eigenlijk hun betaling is. De dame is heel vrolijk, per ongeluk hebben we gedaan wat Geertje graag wilde. 

Op de terugweg van de markt gaan we nog langs het grootste moderne museum. Er is een mix van antieke, etnische en moderne kunst te zien en het is alles bij elkaar weer heel mooi en inspirerend. De rest van de dag gaan we op het strand luieren en een beetje genieten van de zee. Het is zaterdag, dus een stuk drukker dan voorgaande dagen. De badmeester sjouwt zich een ongeluk met bedden en matrassen. 

We zien nu waarom iedereen een bedje heeft, want op het midden van de dag is er bijna geen strand en staan de bedjes in het water. Het is een gemĆŖleerd publiek, maar toch let de badmeester er scherp op dat er geen zwemmers van de andere kant van de pier in zijn water en op het strandje komen. Op een goed moment zwemt een jonge vrouw opzichtig onder het touw met de ballen door, richting het strand. De badmeester fluit zich een ongeluk en loopt naar haar toe. Ze staat op en met hun voeten in het water ontstaat er een fel gesprek. Ze is duidelijk super baldadig, hij doet zijn werk en zorgt dat ze weer weggaat. Geertje vindt dat het wel logisch is dat ze het strandje beschermen zodat het veilig is, omdat er eigenlijk overal wel een soort dreigende sfeer is. Ik heb veel meer het gevoel dat het op hetzelfde moment zowel een toneelstuk als echt drama behelst. 

De vrouw weet best dat het niet mag, maar wil het niet zomaar accepteren en de badmeester begrijpt haar best. Ze zijn beiden donker en uiteindelijk gaat het om ongelijkheid tussen blank en zwart. Tegenwoordig is het arm en rijk, maar dat is helaas bijna dezelfde scheidslijn. Het is zijn taak de boel gescheiden te houden en zij heeft het aan de kaak gesteld. Aan het eind van de middag, voordat we gaan eten, wil ik inchecken en merk dat het niet lukt. Ik kijk nog eens goed naar de tickets en zie dat ik me vergist heb. We vliegen niet eind van de morgen, maar pas ’s avonds. Dus hebben we morgen nog bijna een hele dag. Omdat we kunnen uitslapen, besluiten we nog een keer naar Trames te gaan, een galerie met op het dak een soort club restaurant. Het gebouw ligt aan de rand van Place de l’Independence. Op het dak heb je uitzicht over Dakar. 

Er is een Italiaans feestje, een grote groep Italianen verzamelt zich langzaam terwijl wij (al vrij laat) aan het eten zijn. Ook hier eten Italianen later dan de rest! Een leuke jongen van de groep lijkt een beetje de gastheer, hij draait plaatjes op een pick-upje met boxen. Ze kraken een beetje, maar het is leuke, gekke, veelal Afrikaanse muziek. Hij lijkt weinig om het kraken te geven, misschien is de norm hier qua kraken wel anders dan bij ons. Op een goed moment vraag ik hem of ik zijn platen mag bekijken. Al snel zijn we geanimeerd aan het praten over muziek, zijn leven hier, de avond zelf waar zijn vriendin de kok is, dat hij in Wageningen heeft gestudeerd en gek is op Nederland. 

Ik heb het met hem over de Buffalo Soldier, hij vertelt dat Pharrell Williams een keer bij hem is langsgeweest en al zijn platen heeft gekocht en dat hij sindsdien heel duur is. Wel grappig, want wij hebben nog niet zo lang geleden de meest sjieke tafel en stoelen die we ooit gemaakt hebben aan Pharrell Williams verkocht! De prijzen zijn bij ons overigens niet omhooggegaan. Op een goed moment komen zijn vrienden hem een beetje geĆÆrriteerd halen, hij is toch met hun een avondje uit? We zoeken elkaar tijdens de avond toch steeds op. Uiteindelijk komen er twee mannen waar hij contact mee heeft gehad. Het zijn platenhandelaren, ze komen van een paar dorpen verderop en een van hun handeltjes is dus platen inkopen en weer verkopen. We gaan een beetje luisteren en ik voel me bezwaard, want ze komen eigenlijk platen aan mijn kersverse Italiaanse vriend verkopen. 

Hij zegt dat hij niets hoeft, dus besluit ik er toch een paar aan te schaffen. De manager van de tent is al een paar keer langsgelopen en heeft de platenmannen aangesproken. Nu komt hij toch een beetje bozig aan en vraagt of ze willen vertrekken. De mannen doen net alsof ze van niets weten, maar later begrijp ik dat ze heel goed weten dat er niet aan gasten verkocht mag worden. De manager is zich ervan bewust dat buitenlanders in Dakar belaagd worden door verkopers en zich permanent opgelaten voelen en op zijn dak moet iedereen ontspannen kunnen zijn. 

Ik vind dat hij gelijk heeft en bedank hem voor zijn zorg. Ik ga wel naar huis met een paar te gekke platen waarvan ik weer niet weet hoe ze zullen klinken. De volgende dag doen we het helemaal relaxed. We lopen nog wat rond in het centrum, eten weer wat en nemen geld op om onze laatste rit te betalen. Bassirou, onze taximan, brengt ons naar de luchthaven. Het is de eerste rit waarvan ik weet wat het hoort te kosten. We rijden weg en voor het eerst is het rustig op straat. Zelfs het eerste stuk richting het station waar normaal geen doorkomen aan is, is leeg. Er zijn wel wat kraampjes open, maar de meeste zijn dicht of helemaal weg. En er zijn nauwelijks mensen. Ik vraag Bassi waar de mensen zijn. Hij vertelt dat het zondag is en dus iedereen naar huis is. De meeste mensen hebben een huis buiten Dakar waar ze op zon- en feestdagen verblijven. Dus al die mensen waarvan ik dacht dat ze op straat leven, hebben een huis. 

In het vliegtuig begint het verwerken van de reis. Ik had erop gehoopt dat ik door deze reis op de een of andere manier aanknopingspunten zou vinden om met Afrikaanse kunstenaars en ambachtslieden te werken. We hebben heel veel kunst gezien en kunstenaars en fijne mensen ontmoet en een paar producten die de moeite waard zouden kunnen zijn gevonden. En we hebben Pauline ontmoet en op de een of andere manier denk en voel ik dat we kunnen samen-werken, dat zij begrijpt wat mij bezielt. Het idee om ā€œDe Eindhoven Dakar kunst en design rally te initiĆ«ren is geboren.

 

 

 

 

 

This post is also available in: EN

« Terug naar blogberichten
Laden...
Terug naar boven